serie_a__b_drama_les_1_thema_1.docx | |
File Size: | 12 kb |
File Type: | docx |
Les 1: Een onverwacht bezoek
Drama
Land: Nederland
In de inleiding leren de kinderen verschillende landen kennen, daarna spelen ze naar aanleiding van opdrachtkaarten, situaties die bij een voordeur zijn gesitueerd. Dit spel gebeurt in tweetallen, waarbij de één al improviserend op de ander reageert.
Doel:
De leerlingen kunnen vanuit informatie over rollen, plaats en situatie een spel improviserend spelen.
Benodigdheden:
- twee reeksen opdrachtkaarten
a: aanbellen (geel)
b: opendoen (groen)
Ruimte:
Groepslokaal
Tijd:
+/- 40 min
Inleiding:(5 min)
Laat de leerlingen kennis maken met verschillende landen en gewoontes die bij een bepaald land horen. Maak een woordweb op het bord.
Kern: (30 min)
Maak van de kring een hoefijzeropstelling. de open ruimte is een huis met een voordeur. U hebt de series opdrachtkaartjes met spelsituaties bij de hand. Twee kinderen gaan het spel spelen. Eerst speelt u met serie A: de 'aanbel-kaartjes'. Eén speler is in het huis en weet niet met welke boodschap straks wordt aangebeld. De andere trekt bij u een kaartje en belt bij het huis aan. Degene die aanbelt, speelt volgens de aanwijzing op het kaartje en degene die opendoet, speelt daar spontaan op in. Het spel speelt zich alleen aan de voordeur af. Als de spelers besluiten om samen naar binnen te gaan of wanneer er iemand weggaat bij de deur is het spel afgelopen. Aan het eind van het spel neemt degene die aanbelde de plaats in van degene die in het huis woonde. Een nieuwe speler trekt een kaartje en komt aanbellen. En zo gaat dit door.
Speel het spel nu met serie B: 'de opendoen-kaartjes'. Dit gaat precies andersom. De speler in het huis trekt bij u een kaartje. Degene die aanbelt, is daarvan niet op de hoogte en speelt spontaan in het spel mee.
Afsluiting: (5min)
Bespreek met elkaar het spel na. Wat waren leuke spelmomenten? Wat was moeilijk? Hoe komt dat? Hoe gingen de spelers op elkaars ideeën en suggesties in? Waren er ook momenten dat spelers elkaar afkapten? Welke wendingen zou het spel genomen kunnen hebben als dat niet was gebeurd?
Tips:
Uiteraard hoeven de kinderen niet alle voorbeelden te spelen. Probeer de spelsituaties niet langer te laten duren dan enkele minuten. Het gaat erom dat de kinderen op elkaar reageren en samen improviseren. Wijs de kinderen erop dat het belangrijk is om op elkaars spelinvallen in te gaan omdat het spel dan de kans krijgt zich te ontwikkelen.
Drama
Land: Nederland
In de inleiding leren de kinderen verschillende landen kennen, daarna spelen ze naar aanleiding van opdrachtkaarten, situaties die bij een voordeur zijn gesitueerd. Dit spel gebeurt in tweetallen, waarbij de één al improviserend op de ander reageert.
Doel:
De leerlingen kunnen vanuit informatie over rollen, plaats en situatie een spel improviserend spelen.
Benodigdheden:
- twee reeksen opdrachtkaarten
a: aanbellen (geel)
b: opendoen (groen)
Ruimte:
Groepslokaal
Tijd:
+/- 40 min
Inleiding:(5 min)
Laat de leerlingen kennis maken met verschillende landen en gewoontes die bij een bepaald land horen. Maak een woordweb op het bord.
Kern: (30 min)
Maak van de kring een hoefijzeropstelling. de open ruimte is een huis met een voordeur. U hebt de series opdrachtkaartjes met spelsituaties bij de hand. Twee kinderen gaan het spel spelen. Eerst speelt u met serie A: de 'aanbel-kaartjes'. Eén speler is in het huis en weet niet met welke boodschap straks wordt aangebeld. De andere trekt bij u een kaartje en belt bij het huis aan. Degene die aanbelt, speelt volgens de aanwijzing op het kaartje en degene die opendoet, speelt daar spontaan op in. Het spel speelt zich alleen aan de voordeur af. Als de spelers besluiten om samen naar binnen te gaan of wanneer er iemand weggaat bij de deur is het spel afgelopen. Aan het eind van het spel neemt degene die aanbelde de plaats in van degene die in het huis woonde. Een nieuwe speler trekt een kaartje en komt aanbellen. En zo gaat dit door.
Speel het spel nu met serie B: 'de opendoen-kaartjes'. Dit gaat precies andersom. De speler in het huis trekt bij u een kaartje. Degene die aanbelt, is daarvan niet op de hoogte en speelt spontaan in het spel mee.
Afsluiting: (5min)
Bespreek met elkaar het spel na. Wat waren leuke spelmomenten? Wat was moeilijk? Hoe komt dat? Hoe gingen de spelers op elkaars ideeën en suggesties in? Waren er ook momenten dat spelers elkaar afkapten? Welke wendingen zou het spel genomen kunnen hebben als dat niet was gebeurd?
Tips:
Uiteraard hoeven de kinderen niet alle voorbeelden te spelen. Probeer de spelsituaties niet langer te laten duren dan enkele minuten. Het gaat erom dat de kinderen op elkaar reageren en samen improviseren. Wijs de kinderen erop dat het belangrijk is om op elkaars spelinvallen in te gaan omdat het spel dan de kans krijgt zich te ontwikkelen.